De abstracte kunst

Tijdens de tweede wereldoorlog moet de abstracte kunst aan populariteit inboeten zonder echter volledig in de vergetelheid te raken. Vooral het surrealisme kende een grote aanhang.

Meer en meer kunstenaars beginnen echter afstand te nemen van dat surrealisme om heel geleidelijk over te stappen op een lyrische abstracte kunst  die uitdrukking geeft aan droombeelden en het onderbewustzijn.

Het waren de kunstenaars van de CoBrA-beweging die de link vormden tussen de eerste, vergeten generatie abstracte kunst van de jaren 30 en la jeune peinture belge. Het debat tussen figuratieve en abstracte kunst laat heel wat inkt vloeien en intussen krijgen andere uitvoeringsprincipes vorm.

De materie speelt een vooraanstaande rol in het creatieproces; stenen, zand, een mengelmoes van verf en kleur zijn stuk voor stuk belangrijke zaken. Aangezien de handeling primeert en er heel snel wordt gewerkt, is het verkregen resultaat steeds verrassend. Stuk voor stuk principes die de kunstenaars sturen in hun creatieproces.

In een volgende fase zien we twee stromingen ontstaan. De eerste is de lyrische abstracte kunst, met aanhangers als Dotremont, Alechinsky, Jorn, Van Lint en Corneille. Het accent komt hier te liggen op het omzetten van de werkelijkheid. Uit dit proces vloeien ruwe composities voort waarin vlekken en lijnen de hoofdtoon voeren en materie en kleur het resultaat bepalen.

Deze stroming wordt nog verder doorgedreven en het action painting doet zijn intrede: de vorm wordt helemaal afgevoerd. Kunstenaars binnen deze nieuwe stroming zijn ondermeer Van Velde, Tal Coat of Soulages.

Parallel met de lyrische abstracte kunst zien we de geometrische abstracte kunst ontstaan, met Jo Delahaut als voortrekker. De betekenis van de constructie krijgt een belangrijke rol, en dit leidt tot een geometrische abstracte kunst ten gunste van de opbouw van de plannen. Vereiste van deze schildertechniek is de helderheid van de vormen.